’s Werelds Moeder – Lara in Caïro (2/2), Egypte

Lees deel één hier.

In de taxi terug stond ik het hele spitsuur vast. Terwijl iets verderop een voltallig gezin de tienbaansweg overstak alsof ze het leven niet meer zagen zitten, moest ik denken aan wat een van mijn docenten ooit over het Caïreense verkeer had gezegd. Het verkeer zou er chaotisch lijken en het wás ook chaotisch, luidde om te beginnen haar conclusie (hierop volgde uiteraard obligaat geschater van haar studenten), maar er zat wel degelijk een systeem achter. 

Chauffeurs gebruiken hun spiegels niet en voelen zich slechts verantwoordelijk voor de vijf meter voor hun motorkap. Ze zijn gewend aan abrupt stoppen, want de hele dag door duiken uit het niets bellende fietsers met manden ʿesj baladi (plat plattelandsbrood) op het hoofd, karren met balkende ezels en volgeladen fruitstallen voor de auto op. En als ik dan ooit uit pure noodzaak de weg moest oversteken, wat helaas nogal eens voorkwam, moest ik beslist niet vergeten een kruisje te slaan en/of Allah aan te roepen met ‘bismillah’. Minstens zo belangrijk was het maken van oogcontact met eventuele aanstormende auto’s en bussen totdat ik de overkant had bereikt. 

De zon stond al laag aan de hemel toen de taxi me afzette voor het hotel. Ik pakte een fles water van de in pyramide-formatie gestapelde voorraad op mijn bed en liep vervolgens door naar het dakterras om bij te komen. Daar vond ik een Singaporees, die stond te frutselen aan een professionele camera met een professionele lens. We bestelden twee cola’s en een paar met rijst gevulde duiven bij de balieman, en maakten het ons gemakkelijk op de zitkussens. We dineerden met uitzicht op de oranje zon, die langzaam achter de piramides zakte. 

Rond middernacht werd ik ruw uit mijn slaap gewekt door het gedreun van een versterkte bas. Flikkerende discolichten flitsten onder de lange, zwarte gordijnen door. Ik kwam overeind en liep naar het raam, waar ik de omgeving afspeurde naar de bron van het lawaai. Ik wurmde me in een wijde broek en trok een schoon T-shirt (zonder mangovlekken) aan. 

‘Wat is dat voor geluid?’ vroeg ik beneden aan de balieman, die op de bank lag te dommelen en die ik nog nooit een nacht had zien doorslapen. Hij kwam kreunend overeind, wreef even over zijn neus en spitste zijn oren. Het geluid wees volgens hem op een volksbruiloft, overigens niet te verwarren met Koranverzen gereciteerd op een trage beat, want dat zou geen bruiloft zijn maar een begrafenis (ofschoon ik daar waarschijnlijk ook welkom zou zijn). ‘Ga er eens langs. Vinden ze leuk!’ moedigde hij me aan. Ik stapte de donkere nacht in en volgde de muziekflarden door de donkere straatjes rondom het hotel. Het duurde niet lang voor ik door een juichende menigte een zijstraat in werd getrokken. 

Het openluchtfeest was gescheiden: de mannen feestten vóór een gordijn dat in de lucht was gespannen, de vrouwen erachter. Een groep kinderen leidde me aan de hand langs het gordijn naar het vrouwengedeelte, waar net als bij de mannen woest werd gedanst. De bruid, uitgedost in een glinsterende bruidstaartjurk, een getoupeerde blonde pruik en een onwaarschijnlijke hoeveelheid make-up, walste tussen de gasten door. Aan de zijlijn zwaaiden oude dames hun tong wiebelend heen en weer, om zo een snerpend doch feestelijke ululatie voort te brengen, in Egypte een zaghroeta genoemd.

Er werd een eigenzinnig soort muziek gedraaid: mahraganat. Dit genre ontstond enkele jaren eerder in de straatarme wijk Madinit is-Salam (Vredesstad). De muziek bestaat uit dubbelzinnige rap, die sociale kwesties zoals armoede, corruptie en seksuele intimidatie aan de kaak stelt. De rap wordt tot in het extreme bewerkt met autotune om te compenseren voor het gebrek aan muziekinstrumenten. In haar jonge jaren werd mahraganat door vrijwel iedereen die niet tot de Egyptische onderklasse behoorde bekritiseerd, maar tegenwoordig hebben de nummers een onwrikbare plaats op de reguliere hitlijsten bemachtigd. De muziek heeft een ware revolutie in huwelijksceremonies ontketent voor de minderbedeelden èn dient bovendien als exotisch idee voor een themabruiloft voor de rijkere Egyptenaar, die zijn huwelijk voorheen beslechtte in slappe aftreksels van Europese trouwerijen. Ook heeft het werkgelegenheid in de licht- en geluidssector gecreëerd voor voorheen kansarme straatjongens. 

Yalla, kom dansen!’ gilde een kleuter met een lichtroze hoofddoekje terwijl ze mij een kapmes in de hand drukte, als van attribuut in het dansspel. ‘Ons landjegaat vliegen van geluk,’ rapte de mensenmassa om ons heen. Een opgeschoten tienermeisje rukte aan mijn mouw en schoot in de lucht met een pistool, dat hopelijk (maar waarschijnlijk niet) geladen was met losse flodders. Een rits kogelhulzen denderde rinkelend voor me op de grond. Ik gilde het uit, maar mijn gekrijs werd overstemd door nog harder gekrijs van de omstanders die in koor meezongen met het refrein van een destijds populair nummer: ‘Het vliegtuig, het vliegtuig…’

Ik onttrok me aan het feestgewoel om op adem te komen. Ik waadde door de hossende mensenmassa en ging naast een gehoofddoekte verstandelijk gehandicapte in een rolstoel zitten. Vrijwel meteen schoof een vlezige vrouwenarm een bord rijst met vlees op mijn schoot. Ik gooide wat ‘sjoekran’s in de rondte en nam een hap. Al snel kwam de kleuter uit de menigte tevoorschijn, ze had de kruk van haar manke oma bemachtigd en maakte een sierlijk rondje. 

Achter haar waren de vrouwen een moshpit begonnen: een kleurrijke massa van flikkerende discolichten, wapperende tongen en met glinsterende lovertjes bestikte hoofddoeken. Ik stond op en wierp me met een snoekduik het feestgewoel in. Ik gaf me over aan de muziek en sprong mee alsof mijn leven ervan afhing. Net toen ik mijn tong uitstak om een poging te wagen, werd ik op mijn schouder getikt door een oude baas met een brandende joint in zijn hand. ‘Lust je wodka?’ gilde hij in mijn oor, en hij schudde betekenisvol met een halfvol waterflesje zonder etiket.

Wadi Degla protectoraat Cairo Egypte

 

De volgende ochtend werd ik gebroken wakker. Ik was kapot van de afgelopen dagen, en het vooruitzicht van nog een dag door de Caïreense straten deed me al bij voorbaat uitbarsten in een hoestbui. De balieman had me over Wadi Digla verteld, een protectoraat in de woestijn. Ik besloot dat een dag wandelen in de woestijn geen slecht idee was. Aanvankelijk had ik overigens niet geweten dat men in Caïro aan bergwandelen deed, onder andere omdat het postuur van de doorsnee Egyptenaar weinig deed vermoeden dat lichaamsbeweging er erg hoog in het vaandel stond. De wadi werd dan ook vooral bezocht door expats en de sporadische klas op schoolreis.

Sprakeloos keek ik een uur of twee later uit over de uitgestrekte vallei terwijl een warme woestijnwind langs mijn oren suisde. Het was een oase van rust, hoewel geen letterlijke oase, want een wadi is een opgedroogde rivierbedding. Aan weerskanten van de vallei slingerde een bergwand omhoog, met daarachter de eindeloze Sahara. Ik knoopte een bedoeïenenhoofddoek om mijn nek en hoofd als bescherming tegen de felle woestijnzon en klom op de linkerwand. Ik wandelde zo ver als mijn beige Palladiums mij konden dragen. Zo nu en dan viel mijn blik op witte schelpjes, die her en der tussen de rotsen en in het zand lagen. Dat moest een overblijfsel zijn van de rivier die van deze woestijnvlakte ooit een vallei had gemaakt.

Plotseling klonk het gebrom van auto’s. Een rij jeeps scheurde door het dal en liet een spoor van opwaaiend zand achter. Enkelen probeerden de auto’s zelfs op de heuvels te sturen, waardoor ze vast kwamen te zitten in het zand. Het feit dat dit mogelijk was deed mij enigszins twijfelen aan de titel ‘protectoraat’, vooral toen ik zag dat dagarbeiders verderop druk bezig waren met het uitgraven van de vallei (misschien voor grondstoffen of gesteente dat verstopt lag in het zand?).*

Ergens diep in de vallei vond ik een grot. Op de wand waren in felblauwe graffiti Arabische letters gespoten. Ene Ahmed was hier geweest, las ik. Ik ging naast wat lege colablikjes op de grond zitten en keek uit over het dal. Daar, in de schone woestijnlucht, ver weg van het lawaai en de vervuiling van de stad, maakte ik een plan voor mijn volgende bestemming.

 

*Tijdens een recent bezoek aan Caïro gingen een groepje backpackers uit het Holy Sheet Hostel en ik bergwandelen in Wadi Digla. Daar bleek dat wat ze destijds aan het uitgraven waren, een (nu nog drooggelegd) stuwmeer was.

 

Bedankt dat je de tijd hebt genomen om dit reisverhaal te lezen. Het is gebaseerd op de e-mails die ik tijdens mijn eerste reis in Caïro – juli 2018 – en buitenlandsemester in Caïro – van januari tot juni 2019 – naar mijn familie en vrienden in Nederland heb gestuurd. Als je het leuk vond en me wilt steunen, zou ik het enorm op prijs stellen als je me op een koffie wilt trakteren. 

Ik zie je in Aswan!